Tag Archief van: onderzoeken werkveld

Waarom het goed is om selectief te zijn met solliciteren

 

“Niet geschoten, altijd mis”; jij hebt het vast ook vaak gehoord. We zeggen het zo gemakkelijk, vooral als het om solliciteren gaat.

 

Ik hoorde het laatst nog van een mijn coachklanten.

Door een van zijn connecties was hij geattendeerd op een vacature. Zelf twijfelde hij erg aan zijn geschiktheid voor die baan. Kennelijk had hij dat ook te kennen gegeven aan zijn netwerkcontact.

“Je kunt het toch altijd proberen. Niet geschoten, altijd mis”, was de reactie.

 

Maar is dat zo?

Naar mijn mening is dat helemaal niet zo. Als je echt twijfelt over jouw geschiktheid of niet zeker bent of een vacature voor jou passend is, dan is het wellicht beter om niet te solliciteren.

 

In mijn artikel lees je waarom. Bovendien vraag ik me af of schieten, jagen een goede metafoor is voor de baanverwerving. Ik denk het niet.

 

Waarom het goed is om selectief te zijn met solliciteren

 

De jacht is voor de baanverwerving een vreemde metafoor

 

“Niet geschoten, altijd mis”; de uitdrukking suggereert dat je met je jachtgeweer, of zo je wilt, met pijl en boog op een vacature schiet. Je richt je pijlen op de baan die je wilt bemachtigen. De vacature is jouw prooi.

Maar dat is de werkelijkheid niet.

Waarschijnlijk zijn naast jou nog een aantal mensen die denken dat ze op jacht zijn, jagend op dezelfde baan.

Als je je aangesproken voelt door een krijgsmetafoor, heb je meer aan het gezegde dat je “je kruit niet voortijdig moet verschieten” en pas tot actie over moet gaan als je je zaken goed hebt voorbereid. Want, een goede voorbereiding is meer dan het halve werk.

Bovendien moet je zuinig zijn op je kruit. Het alleen gebruiken als je inschat dat je redelijkerwijs goede kans maakt op een voor jou mooie baan.

 

Misschien passen deze metaforen wel bij het traditionele solliciteren, maar niet bij de baanverwerving zoals we die zien bij MEER WAARDE IN WERK.

 

 

Een markt of een beurs waarop jij jezelf bekend maakt, is een betere metafoor

 

Zie het eens voor je; een markt, een plek waar jij je zakelijke ontmoetingen hebt. Jij staat midden in die markt.

Je hebt een goed beeld van wat je kunt en van wat je te bieden hebt. En jij bent op zoek naar wat jij voor een ander kan betekenen.

Je gaat gesprekken aan. Je doet je onderzoek om een beeld te krijgen van waar op die markt behoefte aan is. Daarbij ben je vooral geïnteresseerd in de behoeftes waar jij op in kunt spelen.

Van de een word je naar de ander doorverwezen. En zo kom je in die markt al onderzoekend en pratend in contact met mensen die op zoek zijn naar iemand zoals jij, met jouw bagage.

En alle kans dat jullie komen tot een deal.

 

Dat is het beeld dat past bij de baanverwerving volgens de Meer Waarde Benadering. Geen prooi die wordt nagejaagd, maar een markt met jou als ‘behoeftenonderzoeker’ in het middelpunt.

 

 

Niet geschoten is bij solliciteren lang niet altijd mis

 

Je hebt vast al begrepen dat ik vind dat ‘schieten op een vacature’ niet de aangewezen weg is om een baan te realiseren. In een eerder artikel heb ik daarover al geschreven.

Daarmee wil ik overigens niet zeggen dat je helemaal niet zou moeten solliciteren. Denk daarbij aan die 30% van de baanopeningen die toch een vacature wordt. Maar vergeet niet, dat het merendeel van de werkzoekenden geneigd is om op die 30% te solliciteren.

Maar als je solliciteert, wees dan selectief en ga niet willekeurig ‘schieten’.

Als je wilt weten waarom; een paar punten wil ik noemen:

 

1.   Spreekt de vacature je niet echt aan, dan is het moeilijk om je motivatie te omschrijven.

Het is een goede toets om te proberen te formuleren wat jou trekt in een vacature. Als je dat niet kunt benoemen, vraag je dan eens af, of je wel moet solliciteren.

Werkgevers zijn op zoek naar mensen die qua werk weten wat ze willen en waar ze willen werken. Ze zijn niet op zoek naar mensen die alleen maar uit zijn op een baan; “Als iemand hier komt werken voor uurtje-factuurtje, dan voel ik dat meteen” zei Omar Munie, tassenontwerper onlangs nog in een interview.

 

2.   Voldoe je niet in voldoende mate aan de criteria, dan is de kans uitermate klein dat je uitgenodigd wordt voor een gesprek.

Je loopt zelfs het risico dat men de indruk krijgt dat je je zelf schromelijk overschat. Of misschien erger nog, dat je alleen maar solliciteert om het solliciteren.

Je loopt dan de kans dat je bij betreffende organisatie ”je kruit verschiet”. En je kansen verkeken zijn als zich later bij die werkgever wel een passende vacature voordoet.

 

3.   Solliciteren op allerlei vacatures die voorbij komen, versnippert je aandacht.

Daardoor loop je het risico de focus op wat je echt wilt te verliezen en in een baan te belanden, die niet goed bij je past.

Bovendien kost het schrijven van een goede brief en een passend cv de nodige tijd. Beperk je tot vacatures die echt de moeite waard zijn om erin te investeren.

 

4.   Aan de lopende band solliciteren verhoogt het risico, dat je overhaast gaat reageren.

Met alle gevolgen van dien. Bijvoorbeeld spelfouten in de brief, onjuiste weergave van de naam van de contactpersoon, cv vergeten mee te sturen.

En helaas, daarmee kun je ‘je kruit verschieten’, want de eerste indruk is bepalend voor het beeld dat men van jou krijgt.

 

5.   Een afwijzing ontvangen doet hoe dan ook pijn.

Door lukraak te solliciteren roep je veel afwijzingen over je af. De impact daarvan is best groot, ook al schat je dat zelf van tevoren misschien anders in.

Zorg dat je voordat je gaat solliciteren goed bent toegerust. En wees selectief. Laat je niet verleiden om op allerlei vacatures te reageren.

 

Maak keuzes en focus op vacatures die passen bij het profiel van het voor jou ideale werk.

Ga vooral netwerken. Zet jezelf in de ‘picture’. Laat je zien en horen op de arbeidsmarkt. Doe je onderzoek, leg contacten en ga gesprekken aan.

Ergens zit een werkgever te wachten op mensen zoals jij.

 

 

 

Heb je nog niet zo’n helder beeld van wat je te bieden hebt? En van het werk dat je wilt doen? Meld je dan aan voor de driedaagse training ‘Bouw je ideale loopbaan’.

 

 

Wil je reageren op dit artikel? Ik lees je reacties graag.

 

 

 

 

 

Een zevental tips om zelf de verantwoordelijkheid te nemen voor je (loop)baan

 

Wist je:

  • Dat men verwacht dat de arbeidsmarkt drastisch gaat veranderen?
  • Dat die verandering in de toekomst sneller gaat?
  • Dat acht jaar in de toekomst is als drie keer acht jaar in het verleden?
  • Dat de verhoudingen tussen werkgever en werknemer in de toekomst anders zullen zijn?

 

Er wordt volop gediscussieerd en gespeculeerd over de toekomstige arbeidsmarkt. Hoe de arbeidsmarkt er bijvoorbeeld in 2020 uit zal zien, is echter moeilijk te voorspellen.

Maar hoe dan ook, men verwacht dat de verantwoordelijkheid voor de eigen loopbaan steeds meer bij het individu komt te liggen.

De grote verandering zal zijn dat mensen zelf hun broek op moeten houden en zelf moeten zorgen voor hun houdbaarheid. Medewerkers, die in loondienst blijven zullen zich eveneens verantwoordelijk dienen te voelen voor hun eigen knapzak, en wat daarin zit moet vooral vers zijn”. (Evert Hatzmann, Loopbaanvisie augustus 2012)

 

Betekent dat dan dat men geen rol meer voor de werkgever ziet weggelegd?

Jawel, ook voor de werkgever ziet men duidelijk een rol. Maar meer dan in het verleden, word jij als werknemer zelf verantwoordelijk geacht voor fitheid en inzetbaarheid in werk. Het is aan je werkgever om jou te faciliteren, als jij als medewerker de initiatieven neemt.

 

Hoe kun je zorgen voor ‘fitheid en inzetbaarheid in werk’?

In dit artikel geef ik je een zevental tips om zelf de verantwoordelijkheid te nemen voor je (loop)baan en interessant te blijven voor werkgevers.

 

interessant blijven voor werkgever

 

1.  Vertrouw niet op de bestendigheid van je huidige baan

 

Misschien ken jij ze ook; werknemers die in alle vertrouwen op hun werkgever in de baan blijven zitten waar ze zitten.

Maar de eigen werkgever heeft steeds minder loopbaanmogelijkheden in huis. Concerns vallen steeds meer uiteen in kleinere eenheden. Daarmee  verdwijnen de interne arbeidsmarkten en de regels om de doorstroom binnen de eigen organisatie in goede banen te leiden.

Uitstroom is dan vaak ook noodzakelijk om de loopbaan voort te zetten. Als een werknemer dan die stap naar buiten gaat zetten, dan kan het zijn dat hij ontdekt dat zijn competenties verouderd zijn en zijn kansen elders vrijwel verkeken.

 

2.  Zorg voor een periodieke APK-keuring voor je (loop)baan

 

Met regelmaat wordt daarvoor gepleit. Onze auto laten we jaarlijks keuren. Ons gebit laten we (half)jaarlijks controleren door de tandarts. Maar controleren of we met onze loopbaan nog op het goede spoor zitten? Dat doen we meestal pas als daar een directe aanleiding toe is. En dan is vaak het ongeluk al geschied.

Een functioneringsgesprek is geen vervanging voor een loopbaan-APK. Bovendien voer je dat gesprek met je leidinggevende. Het is beter om een periodiek loopbaangesprek te voeren met een onafhankelijke derde. Bij mij als loopbaancoach ben je daarvoor aan het goede adres.

Niet alleen is de blik van een leidinggevende op talenten en mogelijkheden van medewerkers doorgaans beperkt. Ook hebben leidinggevenden mogelijk meer oog voor de belangen van de organisatie en zijn zij minder gericht op ontwikkelingsmogelijkheden en inzetbaarheidsvragen van de medewerker.

 

3.  Realiseer je dat vaste arbeidsrelaties voor onbepaalde tijd belemmerend kunnen zijn voor ontwikkeling

 

Niet alleen voor jou als werknemer, maar ook voor de organisatie waarvoor je werkt. In een eerder artikel heb ik daarover al geschreven.

Enige zekerheid is voor een werknemer overigens wel belangrijk. Dat komt in mijn artikel ook naar voren.

Zo geeft bijvoorbeeld Hans Hoekstra, hoogleraar personeelspsychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, aan dat het in de huidige samenleving passend zou zijn om arbeidscontracten aan te gaan met een looptijd variërend van minimaal drie tot maximaal zeven jaar. Daarna zou ontbinding of hercontractering een open kwestie moeten zijn. (Loopbaanvisie, april 2012)

Echte zekerheid vind je mijns inziens overigens niet in een baan, maar in jezelf. Lees mijn artikel daarover er nog eens op na.

 

4.  Zorg dat je je vakkennis en -vaardigheden op peil houdt

 

Wist je dat je gemiddeld nu nog maar drie jaar vooruit kunt met wat je hebt geleerd, terwijl dat eerder twaalf jaar was?

Dat stelt onderzoeker Andries de Grip. Uiteraard is verouderingssnelheid van kennis sterk branche afhankelijk. Maar voor iedereen geldt, dat het zaak is om te blijven leren.

Misschien denk je bij ‘leren’ gelijk aan het volgen van trainingen, cursussen of een opleiding. Maar dat hoeft niet zo te zijn. Leren kan ook de vorm hebben van ‘learning on the job’. Denk maar eens aan de vroegere ‘meester-gezel’ relatie. De eigentijdse variant daarvan is het meewerken met een collega, die jou de kneepjes van een nieuw (aspect van je) vak kan leren.

 

5.  Investeer in je ontwikkeling als persoon

 

Alleen vaktechnische kennis en -vaardigheden maken jou onvoldoende aantrekkelijk voor een werkgever.

Zoals het voor jou belangrijk is om te bepalen of een organisatie bij je past, zo kijkt een organisatie naar jou vanuit de vraag of jij als persoon bij de organisatie past.

Jouw persoonlijke identiteit (‘wie jij bent’) wordt naast geschiktheid voor een functie dan ook steeds belangrijker gevonden.

Dat betekent dat naast vaktechnische kwalificaties  zogenoemde sociaalnormatieve kwalificaties meegewogen worden op de arbeidsmarkt. Je kunt daarbij denken aan bijvoorbeeld communicatieve vaardigheden en bereidheid tot samenwerken.

 

6.  Ontwikkel en onderhoud je loopbaancompetenties

 

De baan voor het leven is aan het verdwijnen. Dat betekent dat je in de toekomst vaker van baan zult ‘switchen’. En dus vaker een nieuwe passende baan zult moeten zien te verwerven.

Dat vraagt loopbaaninzichten en -vaardigheden. En die zijn aan verandering onderhevig.

Vroeger kon je voor de baanverwerving volstaan met het zoeken naar vacatures en vervolgens het schrijven van een goede sollicitatiebrief en het opstellen van een mooi cv. Nu kun je dat wel vergeten.

Nu zul je om te beginnen zelf je onderzoek moeten doen naar ‘baanopeningen’. Immers, 70% van de ‘baanopeningen’ wordt überhaupt geen vacature, maar wordt anderszins ingevuld.

Het is aan jou om te ontdekken wat de arbeidsmarkt nodig heeft en waar dus voor jou kansen liggen. Je moet precies weten waar bedrijven behoefte aan hebben, waar ze naar op zoek zijn en wat ze van een medewerker verwachten.

Dat kun je ontdekken door je onderzoek te doen, te netwerken en met meerdere bedrijven te gaan praten.

 

7.  Zorg dat je zichtbaar bent in je eigen organisatie en daarbuiten.

 

Je zult je in de markt moeten profileren, als werknemer of als zelfstandig professional. Je zult aan ‘personal branding’ moeten doen.

De trend zal steeds meer worden: zichtbaar zijn. Laten zien wat je kunt, waar je voor staat en waar jouw belangstelling ligt.

Maak professioneel gebruik van de Social Media, maar wees ook actief in offline netwerken. Ook als je een vaste baan hebt.

 

 

Tot slot

 

In de toekomst zal iedereen veel meer dan nu bezig moeten zijn met zijn of haar sociaal en menselijk kapitaal. Hoe vertaal je op een concrete manier jouw talent in de wereld? Hoe blijf je je constant ontwikkelen? (Aukje Nauta, hoogleraar employability)

Zorg dat je daarop bent voorbereid.

 

Kun je daar wel wat hulp bij gebruiken? Bel (0575-544588 / 06-547 628 65) of e-mail ([email protected]) me voor het maken van een afspraak.

 

Hoe blijf jij interessant voor een werkgever? Heb je nog aanvullende tips? Ik lees het graag.

 

 

 

 

 

Hoe een andere bril, net als een andere denkhoed, een nieuwe focus biedt

 

Wist je:

  • dat ieder mens een eigen focus op de werkelijkheid heeft;
  • dat we allemaal door een andere bril naar die werkelijkheid kijken;
  • dat onze focus sterk wordt bepaald door onze capaciteiten, waarden, overtuigingen en onze identiteit?

 

Ter illustratie geef ik je een paar uitspraken.

Allereerst een uitspraak van een hoger opgeleide vrouw:

“Ik ben langdurig werkloos, ik kom voorlopig niet meer aan een baan. Als er straks wel weer banen komen, ben ik of te oud, of te lang uit het arbeidsproces. En ik weet zeker dat ook u niet in staat bent om mij aan een baan te helpen”.

En onderstaand een fragment uit het verhaal van Wim, een van mijn oud-coachklanten:

“De periode van het zoeken en vinden van nieuw werk was voor mij zeker niet altijd rozengeur en maneschijn. Ook het woord NEE heb ik bij sollicitaties geregeld te horen gekregen. Ik heb ervaren dat het dan belangrijk is om uit te gaan van je eigen kracht en positief te blijven, ook al valt dat niet altijd mee.

Als 50 plusser wil ik werkzoekenden meegeven:

Waar een wil is, is ook voor een 50 plusser een weg. Ik heb ervaren dat er met goede begeleiding en enthousiasme, doorzettingsvermogen en wilskracht zeer zeker mogelijkheden zijn”.

 

Je focus is heel bepalend voor hoe naar je situatie kijkt

 

 

Iedereen heeft een eigen focus op de werkelijkheid

 

Wim heeft duidelijk een positieve instelling. Ook al heeft hij een aantal keren ‘nee’ te horen gekregen, hij is positief gebleven. Door die instelling is het hem gelukt om zich nieuwe vaardigheden eigen te maken en door netwerken een nieuwe baan te verwerven.

Behalen van succes is moeilijker als je naar de wereld kijkt door een donkere bril. Het beeld is dan somber gekleurd en leidt ook eerder tot een kritische uitlating.

Iedereen maakt een eigen interpretatie van de werkelijkheid. Alles wat je waarneemt wordt gefilterd door bijvoorbeeld je overtuigingen en de waarden die voor jou leidend zijn. Voor een ander kan de interpretatie van dezelfde werkelijkheid heel anders zijn.

We kijken naar de werkelijkheid als door een gekleurde bril. Misschien herinner je je de aankoop van een nieuwe zonnebril. Met de ene kleur glas wordt de wereld om je heen zonnig en warm. Een andere kleur maakt het beeld juist rustig en overzichtelijk. En heel donker glas kan de wereld somber maken, alsof het elk moment kan gaan regenen.

 

De “zes denkende hoofddeksels” van Edward de Bono

 

In dit boek stelt de Bono dat denken een complex gebeuren is. Hij vergelijkt het met jongleren, waarbij je probeert verschillende ballen tegelijk in de lucht te houden.

Hij laat zien hoe je door het opzetten van een van de zes denkhoeden kunt focussen op een bepaald aspect van het denken.  In plaats van te proberen bij het denken alles tegelijk te doen.

De denkhoeden heeft de Bono ieder een eigen kleur gegeven. Door het opzetten van een andere kleur denkhoed kun je je verplaatsen in een andere rol. De Bono noemt de objectieve denker (wit), de subjectieve (rood), de positieve  (geel), de kritische  (zwart), de creatieve denker (groen) en de denker over het denken (blauw).

De zes denkhoeden stellen ons in staat om ons denken te dirigeren zoals een dirigent zijn orkest dirigeert”, zegt de Bono in zijn boek. Zie je het voor je?

 

Wil je de Bono horen, klik dan hier

 

Kijken door gekleurde brillen

 

Een andere kleur denkhoed betekent de focus op een andere denkrichting. Je stelt scherp op een ander aspect van het denken.

Door het opzetten van een anders gekleurde bril ga je andere dingen zien. Zo zoek je met een groene bril naar andere zaken dan met een zwarte bril. En zo stel je met groene vooringenomenheid op andere zaken scherp dan met zwarte.

Bij het interpreteren van de werkelijkheid spelen overigens naast kijken ook de vier andere zintuigen (horen, ruiken, proeven en voelen) een rol. Sommige mensen hebben dan nog een ‘zesde zintuig’.

Bovendien zijn waarnemingen altijd subjectief. Jij selecteert en interpreteert de gegevens die voor jou belangrijk zijn en die in jouw bekende denkpatroon passen. Het gaat om wat jij ziet en wat jij erin ziet. Dat kan van mens tot mens verschillen.

 

Zes focussen, de brillen in zes kleuren.

 

Grofweg zijn er zes manieren om te kijken naar de werkelijkheid. Elke manier, elke focus heeft zijn eigen kleur.

1. Wit

Wit is eigenlijk geen kleur; het is neutraal en objectief. Bij de witte focus staat het zoeken naar informatie (feiten en gegevens) centraal.

2. Rood

Rood is een warme kleur, de kleur van het hart. En is daarmee een treffende metafoor voor emoties, gevoelens en intuïtie.  Door een rode bril ben je mensgericht, zoek je verbinding en ben je gericht op het voelen, het beleven.

3. Geel

Geel is een zonnige kleur, dus positief. En symboliseert het optimisme, de hoop. Met een gele focus zie je voordelen, kansen en mogelijkheden.

4. Zwart

Zwart is net als wit eigenlijk geen kleur, maar wordt algemeen geassocieerd met somberheid en negativiteit. De zwarte focus is gericht op de risico’s en de negatieve aspecten, de redenen waarom iets niet kan worden gedaan of niet gaat lukken.

5. Groen

Groen is de kleur van uitbundig groeiende vegetatie op een vruchtbare voedingsbodem. De groene focus symboliseert dan ook creativiteit en stelt scherp op alternatieven, nieuwe inzichten en denkbeelden.

6. Blauw

Blauw is een ‘koele’ kleur, de kleur van de hemel die alles overkoepelt. Met een blauwe bril zoek je inzichten, analyses, verbanden, samenhang, structuur.

 

De kunst van het multifocussen

 

De Bono is van mening dat iedereen kan denken met  een bepaalde focus. En dus in staat is om in te zoomen op een bepaald aspect van het denken. Als hij zich maar bewust opstelt als een denker die een bepaalde denkhoed op zet; een bepaalde rol op zich neemt. De Bono noemt dat actief denken, creatief denken. Naar zijn mening zou iedereen dat moeten leren.

Het zou ook mooi zijn als iedereen zou leren multifocussen.  Multifocussen is het vermogen om van perspectief te kunnen wisselen, te kunnen schakelen tussen verschillende focussen. Dat betekent kunnen kijken door verschillende brillen.

Het gaat om het ter discussie durven stellen van je eigen vertrouwde zienswijze en de bereidheid om je open te stellen voor andere perspectieven.

Alle kans dat die andere perspectieven nieuwe inzichten opleveren.

 

Een oefening in multifocussen

 

Neem een situatie in gedachten die je zou willen veranderen of een vraag waar je voor jezelf een antwoord op wilt.

Beantwoord naar aanleiding van de zes kleuren onderstaande 6 vragen:

  1. Hoe is de situatie? Wat speelt er? Beschrijf de situatie zo objectief mogelijk. (wit)
  2. Hoe ziet de ideale situatie eruit? Kijk eens in de toekomst. Fantaseer maar. Alles mag. (groen)
  3. Hoe zou je je voelen als de ideale situatie er is en hoe merk je dat aan je lijf? (rood)
  4. Welke overtuigingen zitten jou in de weg? Welke risico’s zie je? (zwart)
  5. Welke kansen en mogelijkheden zie je? Wat zou jou kunnen helpen? Waar zie je kansen om het te realiseren? (geel)
  6. Welke inzichten levert deze exercitie je op? Wat is je conclusie? Heb je iets ontdekt? Wat zou je morgen of de komende weken kunnen doen om die situatie te bereiken? Noem één stap. (blauw)

 

 

Onlangs werd mij gevraagd welke twee of drie kleuren mijn focus in mijn rol als loopbaancoach ‘kleuren’. Dat zijn met name blauw, groen en rood. Maar ook een kritische blik en feiten verzamelen zijn mij niet vreemd. Ook ik oefen mijzelf in multifocussen.

Hoe is dat voor jou? Welke kleur(en) ‘kleuren’ jouw kijk? In hoeverre verschilt dat voor jou per context?

Ik lees je reactie graag.  

 

 

 

 

Hoe je jouw persoonlijke biotoop in kaart brengt, de omgeving waarin jij groeit en bloeit

 

In gesprekken met coachklanten hoor ik geregeld dat ze niet happy zijn met het werk dat ze doen. Ze denken dan al gauw dat ze een andere koers moeten gaan varen, een andere richting in moeten slaan. Toch is dat vaak niet het geval.

Om je goed te voelen in je werk is niet alleen de inhoud belangrijk. Ook de omgeving waarin je werkt en de condities spelen daarbij een rol. Zoals planten een bepaalde omgeving en condities nodig hebben om optimaal te kunnen groeien en bloeien, zo heb jij dat ook. Planten hebben hun biotoop en jij hebt jouw persoonlijke biotoop. En het woord ‘persoonlijk’ zegt het al, die biotoop is voor iedereen verschillend.

 

foto credits: Martin Langbroek

 

Bij een slechte match met je persoonlijke biotoop kom je niet tot bloei.

 

Kijk maar eens naar een plant die op een voor haar verkeerde plek staat. De blaadjes verdrogen of gaan hangen. Als je niet voor andere condities zorgt, dan knakt de stengel of je plant verdroogt of verrot. De groei, de levenskracht gaat eruit. Bij mensen is dat helaas niet anders.

Neem Wouter. Wouter kwam in 2008 bij een nieuwe werkgever in dienst. Erop terug kijkend geeft hij aan, al vanaf het begin niet lekker in zijn vel te hebben gezeten. De cultuur was te bureaucratisch. Te veel vaste procedures, die in zijn ogen beter zouden kunnen. Overal verantwoording van af moeten leggen, te veel ad hoc opdrachten, te ambtelijk, weinig beslissingsbevoegdheid, stroperige communicatielijnen en lange beslissingstermijnen. Allemaal zaken die niet bij Wouter passen.

Wouter kon zijn plek dan ook niet vinden in deze organisatie. Hij kon niet groeien en bloeien. Integendeel, het werk kostte hem veel energie en het werk gaf hem weinig voldoening. Dat werd ook opgemerkt door zijn leidinggevende. In overleg werd zijn contract beëindigd en Wouter doorloopt bij mij nu een outplacementtraject.

Helaas worden we ons vaak pas bewust van wat we nodig hebben om goed te gedijen, als we vertoeven in een omgeving die minder goed bij ons past. Maar het is nooit te laat om bij te sturen. Ik heb dan ook menigeen zien opbloeien na een switch.

 

 

Breng voor jezelf in kaart wat voor jou de omgeving is waarin jij goed gedijt.

 

Hoe ziet jouw persoonlijke biotoop eruit, de omgeving die optimaal bij je past?

Stel jezelf de volgende vragen:

 

Vraag 1: Met wie werk je graag (en met wie niet)?

Schrijf eens op wat voor jou kenmerken zijn van mensen waar jij een voorkeur voor hebt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan kenmerken als ondernemend, creatief, innovatief, op samenwerking gericht, durf om hun nek uit te steken.

Schrijf alles op wat in je opkomt. Het helpt om concrete personen voor de geest te halen. Met welke mensen werk jij prettig? Wat typeert hen?

En wat zijn kenmerken van mensen waar jij een aversie tegen hebt? Zijn dat bijvoorbeeld mensen die egocentrisch zijn, pietluttig of slecht kunnen luisteren?

Heb je al je voorkeuren voor mensen en aversies opgeschreven? Markeer dan de voor jou vijf belangrijkste kenmerken, zowel bij de voorkeuren als bij de aversies. Wat heb je echt nodig en wat moet je beslist vermijden?

 

Vraag 2: Welke werkomgeving vind jij prettig (en welke absoluut niet)?

Voor welke arbeidsomstandigheden heb jij een voorkeur? Houd je bijvoorbeeld van afwisseling qua werkplek en taken? Vind je het fijn om zelf je agenda te kunnen bepalen? Zijn ontwikkelingsmogelijkheden voor jou belangrijk?

En waar heb jij een aversie tegen? Heb je er een hekel aan om over alles verantwoording af te moeten leggen? Vind je het een ramp om steeds weer opgezadeld te worden met ad hoc opdrachten? Of voel je je helemaal opgesloten in een 9-5 cultuur?

Schrijf al je voorkeuren en aversies over arbeidsomstandigheden eens op. Ook bij deze stap markeer je de voor jou vijf belangrijkste. Wat heb je echt nodig en wat moet je vermijden?

 

Vraag 3: Voor welk type organisatie zou jij graag willen werken?

Zijn dat profit-organisaties of heb jij een voorkeur voor non-profit? Werk je het liefst in een productieomgeving of in de dienstverlening? Werk je graag in een dynamische, slagvaardige organisatie? Of bij een internationale organisatie misschien?

Ook hier, waar heb jij een aversie tegen? Een logge organisatie? Een chaotische organisatie, waarin het voortdurend onrustig is omdat er met alle winden wordt meegewaaid? Een ambtelijke, bureaucratische organisatie?

Noteer ook hierbij de kenmerken van organisaties. En highlight de vijf belangrijkste voorkeuren en aversies.

 

Als je je voorkeuren en aversies hebt geïnventariseerd, kun je bepalen wat je echt nodig hebt en wat je moet vermijden.

Dan kun je goed gedijen in je werk. Neem het op in het profiel van het werk dat je zoekt. En neem het mee in je onderzoek naar voor jou passende mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Bij een goede match kun je tot bloei komen.

 

En zo voorkom je dat je, net als Wouter, op een voor jou verkeerde plek belandt. Je wilt toch niet wegkwijnen omdat de omgeving en de condities niet bij jou passen?

 

 

 

 

Zeven stappen om effectief te netwerken

 

Onlangs had ik een afspraak met een coachklant die aan het werk wil als trainer. Ze kent het werkveld echter onvoldoende. Misschien ben jij ook nieuwsgierig naar een bepaald werkveld. Of heb je een specifieke vraag over iets waarover jij onvoldoende kennis hebt. Dan is netwerken heel zinvol.

Maar hoe pak je dat aan, dat netwerken? Hoe begin je?

In dit artikel lees je hoe je een effectief netwerkgesprek kunt voorbereiden en aan de weet kunt komen wat jij weten wilt.

 

Waar en hoe beginnen met netwerken

 

Stap 1 Bepaal waarom je wilt netwerken

 

In het voorbeeld van mijn coachklant is het belangrijk om voordat ze gaat netwerken haar doel te bepalen, met de bijbehorende vragen: Wat wil ik ermee bereiken? Of wat wil ik specifiek aan de weet komen?

Stel dat je wilt gaan werken als trainer/coach op het terrein van teambegeleiding. Daarvoor is het nodig dat je onderzoekt in welke sectoren er behoefte is aan jouw talent. Jouw netwerkdoel zou kunnen luiden: aan de weet komen in hoeverre er binnen het bank- en verzekeringswezen en het onderwijs behoefte is aan trainers.

Of je bent geïnteresseerd in een opleiding oplossingsgericht managen en coachen. Jouw doel met netwerken zou kunnen zijn: aan de weet komen in hoeverre er behoefte is aan mensen die specifiek geschoold zijn in die richting. En welke specifieke opleidingen het beste aangeschreven staan in de markt.

 

 

Stap 2 Breng je netwerk in kaart

 

Wie zitten er allemaal in je netwerk?

Schrijf maar eens op welke mensen je kent, die voor jouw doel van betekenis kunnen zijn. Pak je adresboek erbij. Misschien heb je een mapje met visitekaartjes? Ook een oude almanak of een smoelenboek van je studietijd is een waardevolle bron van informatie. Dat geldt ook voor een namenlijst van oud-docenten, oud-collega’s misschien.

Je zult zien dat je heel wat mensen kent. Ook al denk je misschien dat je nauwelijks een netwerk hebt. Iedereen heeft een netwerk. Denk alleen al eens aan je familie, je vrienden, je buurtgenoten, je sport- of fitnessmaatjes. Het is alleen de kunst om met ’ongewone’ ogen naar je ’gewone contacten’ te kijken. En dan blijkt soms de buurman een waardevol netwerkcontact te zijn.

 

 

Stap 3 Breid je contacten uit

 

Als je eenmaal bezig bent met netwerken, zal je netwerklijst snel groeien. Je krijgt een soort sneeuwbaleffect.

Een handig hulpmiddel daarbij is LinkedIn. Maak je profiel aan, mocht je dat nog niet hebben. Ga op zoek naar mensen die je op je netwerklijst hebt staan. Als je ze gevonden hebt op LinkedIn, stuur ze een berichtje en vraag of ze met jou willen connecten. Ben je geconnect, scroll dan ook eens door de connecties van jouw netwerkcontact. Grote kans dat je mensen tegenkomt die ook jij kent. Je zult zien dat je jouw lijst gestaag kunt laten groeien. En zeker niet onbelangrijk, je zult ervaren hoe leuk het is om contacten te hernieuwen.

 

 

Stap 4 Maak een overzicht van de voor jou slimme volgorde waarin je deze contacten wilt benaderen

 

Ga door je eigen gemaakte lijst met contacten en bepaal wie je het eerst gaat bellen of mailen voor een afspraak.

Het is slim om te starten met mensen die relationeel dicht bij je staan en die jou goed kennen. Dan kun je in een vertrouwde omgeving oefenen met het voeren van netwerkgesprekken. Heb je eenmaal wat ervaring opgedaan met netwerken, dan is het ook gemakkelijker voor je om mensen te benaderen die je minder goed kent.

Maak daarbij gebruik van ‘deuropeners’; mensen die figuurlijk voor jou alvast de deur bij jouw netwerkcontact op een kiertje kunnen zetten. Zo ben ikzelf bijvoorbeeld regelmatig ‘deuropener’ voor mijn coachklanten. Ik stuur dan een e-mail naar een netwerkcontact van mij, waarvan ik weet dat deze van betekenis kan zijn voor mijn coachklant. Ik vraag of mijn coachklant hem of haar mag bellen voor een afspraak.  Dat is eigenlijk altijd oké. Bovendien heeft het werken met verwijzers het grote voordeel dat het contact dan ook al is ‘opgewarmd’. Jij hebt vast ook mogelijke ‘deuropeners’.

 

 

Stap 5 Schrijf de vragen op die je wilt stellen

 

Lees je eerst in. Bestudeer bijvoorbeeld de website van de organisatie waar je netwerkcontact werkt. Lees artikelen over het vakgebied of het werkveld waarin jij wilt werken. Of over de thema’s waarmee jij aan de slag wilt gaan; bijvoorbeeld oplossingsgericht managen en coachen of cultuurverandering in organisaties.

Maak dan een lijst met vragen. Verdoe geen kostbare tijd van je gesprekspartner. Vermijd vragen waarop je het antwoord had kunnen weten, als je je ingelezen had. Stel zoveel mogelijk open vragen. Bereid je vragen in grote lijnen voor. Later, in het gesprek, spits je ze toe op de persoon die je spreekt.

 

 

Stap 6 Maak een planning en maak afspraken

 

Voor het maken van een afspraak is telefonisch contact het meest effectief. Maak bij voorkeur een afspraak voor een persoonlijk gesprek. Maar wat moet je dan zeggen als je gaat bellen?

Bereid je introductie goed voor. Noem je naam en indien van toepassing de naam van de persoon die jou heeft doorverwezen. Vertel kort en bondig wat het doel is van het contact en wat je van de persoon wilt.

Bijvoorbeeld:

“Ik ben Kitty Meijer. Ik heb van Marlène Langbroek begrepen dat ik u mag bellen om een afspraak te maken. Zoals u van Marlène al gehoord heeft, ben ik me aan het oriënteren naar opleidingsmogelijkheden richting intervisie, supervisie en het geven van trainingen. Ik ben vooral erg geïnteresseerd in oplossingsgericht werken.

Ik zag op uw website dat u een Master ‘Solution Focussed Management and coaching’ gedaan hebt. Bovendien ook nog een opleiding tot supervisor. Ik stel het heel erg op prijs dat u met mij in gesprek wilt gaan. Uw ervaringen zullen mij zeker helpen om tot een goede keuze te komen. Zelf denk ik dat we in een half uur/drie kwartier al heel veel kunnen bespreken. Wat is voor u een goed moment om af te spreken?”   

 

 

Stap 7  Het netwerkgesprek voeren

 

Kijk wat je echt van deze persoon wilt weten. En spits je vragen daarop toe. Het is ook goed om je te houden aan je vragen. Mocht je gesprekspartner gaan uitweiden over een onderwerp, dan kun je het gesprek sturen met de opmerking “Dat is goed om te weten. De volgende vraag die ik heb is…..”

Heb je je gesprek afgerond, vraag altijd naar tips, ideeën met wie je nog meer zou kunnen gaan praten. En vergeet natuurlijk niet om je gesprekspartner te bedanken.

 

 

Heb je eenmaal een begin gemaakt met netwerken, dan zul je merken dat netwerken je veel nieuwe contacten en een schat aan informatie oplevert.

En dat niet alleen. Netwerken is ook erg leuk om te doen. Ikzelf kan erg genieten van het uitbreiden en hernieuwen van contacten. Het houdt me scherp. Het prikkelt me. Ik blijf up to date. En ik vind het mooi om anderen deelgenoot te maken van mijn netwerk. En hen daarvan te laten profiteren.

Dat laatste geldt niet alleen voor mij. Het is mijn ervaring dat ook anderen graag hun interesse en kennis delen. En hun netwerk. En dat is het mooie van netwerken. Delen, elkaar iets gunnen, daar draait het om.

 

Bedenk ook eens voor wie jij als netwerkpartner of ‘deuropener’ kunt fungeren. En biedt het concreet aan in een gesprek dat je met iemand voert.

 

Wat zijn jouw ervaringen toen je begon met netwerken? En wil je je ervaringen delen? Ik lees het graag.